1.
Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij
en blijft zo ver, terwijl ik tot U schrei,
en redt mij niet, maar gaat aan mij voorbij ?
Hoe blijft Gij zwijgen ?
Mijn God, ik doe tot U mijn kreten stijgen
bij dag, bij nacht. Tot U slechts kan ik vluchten,
maar krijg geen rust, geen antwoord op mijn zuchten
in klacht op klacht.
2.
Nochtans, op U, o God die heilig zijt
en troont op lofgezangen, U gewijd
door Israël dat Gij hebt uitgeleid,
steunt ons vertrouwen,
immers, de vaadren bleven op U bouwen,
dat Gij hen naamt in heilige bescherming:
Gij hebt, als zij U riepen om ontferming,
hen niet beschaamd.
3.
Maar ik, mijn God, lig machteloos terneer.
Ik word vertrapt, ik heb geen leven meer.
Meesmuilend gaan zij tegen mij tekeer,
al die mij smaden.
Zij raden mij, terwijl zij mij verraden:
“Zoek het bij God, geef Hem uw leed te dragen,
Hij zal u redden naar zijn welbehagen”,
zo klinkt hun spot.
4.
Gij die mijn ogen 't levenslicht ontsloot,
mij hebt geroepen uit de moederschoot,
mij aan mijn moeders borst een rustplaats bood,
voor kwaad beveiligd,
Gij hebt mij U ten eigendom geheiligd.
Gij, die alleen mijn God zijt en mijn Vader,
blijf mij niet ver, want nu het onheil nadert
helpt mij niet één.
5.
Ik ben alleen als in een leeuwenkuil.
Mijn oren zijn vervuld van hun gehuil,
en waar ik opzie, staar ik in de muil
van wilde dieren.
Buffels van Basan, sterke jonge stieren,
staan om mij heen, die met hun hoge hoornen
en bliksemende ogen op mij toornen -
ik ben alleen.
6.
Ik vloei daar heen, als water in het zand.
Mijn vlees en been verloor zijn vast verband,
mijn hart werd was, dat in mijn ingewand
geen vorm bewaarde.
Hebt Gij, o God, mij uit het stof der aarde
eenmaal verhoogd, dat ik in 't stof zou sterven ?
Mijn tong en keel zijn als gebroken scherven,
mijn kracht verdroogt.
7.
Het grauw dringt op, als honden van rondom,
doorboort mijn hand en voet en brengt mij om.
Mijn lijf verteerde tot de lege som
van mijn geraamte.
Zij kennen voor een stervende geen schaamte,
lachen hem uit die zich niet kan verweren,
en delen reeds, al dobbelend, zijn kleren,
hun tot een buit.
8.
O blijf van mij niet ver, mijn God, mijn Heer !
Mijn Sterke, spoed U, ik behoef U zeer !
Mijn vege rest zal zonder tegenweer
haast zijn verslonden.
Red dan mijn leven uit de muil der honden !
Kom uit de klauw der leeuwen mij ontzetten !
Laat toch uw hand hun boos geweld beletten !
Toon mij uw trouw !
9.
Gij hebt verhoord ! O God, mijn Heer, ik zal
U loven voor mijn broeders overal
en in de kring van uw verkoren tal
uw naam verkonden:
“O broeders, die den HEERE hebt gevonden,
laat Hem uw spel, o zaad van Jakob, prijzen,
en wil Hem vol ontzag uw eer bewijzen,
o Israël !”
10.
Want geenszins achtte mij de HEER gering,
die lag vernederd in vernedering.
Hij heeft mijn leven aan vernietiging
niet prijsgegeven !
Hij heeft zijn aanschijn over mij verheven
en op mijn woord, dat met geween en klagen
oprees tot Hem om zijne hulp te vragen,
heeft Hij gehoord !
11.
Van U komt, HEER, het loflied dat ik zing:
laat mij vergelden al wat ik ontving.
Laat mij U loven in de grote kring
van die U vrezen !
Gij needrig volk, gij zult gezeten wezen
aan een festijn ! Die God zoekt, moet Hem prijzen !
O, haal uw hart op aan zijn gunstbewijzen,
die eeuwig zijn.
12.
Dit zal gedenken wie zich nog verweert,
tot alle natie zich tot Hem bekeert
en voor de Koning die het al regeert
zich neer zal buigen.
De verste einden zullen het getuigen,
dat niets gelijk aan zijn verheven macht is,
dat Hem de heerlijkheid, dat Hem de kracht is,
het Koninkrijk !
13.
Eet dan , die zit in 's werelds overvloed,
of daal in 't stof wanneer gij sterven moet, -
bij dood of leven, voor- of tegenspoed,
zult gij toch allen
voor Gods gerechtigheid ter aarde vallen !
Ook het geslacht, dat nog niet is geboren,
zal eenmaal van den Heer getuigen horen,
dat Hij 't volbracht !
Psalm 22 Nieuwe berijming (1973) online voor gebruik op iphone, ipad of android-telefoon. Lees psalm 22 online op www.bijbelbox.nl.